Omgevingswet
Op 1 januari 2021 moet de Omgevingswet (OW) in werking treden (St. 2016, 156). De OW gaat over de fysieke leefomgeving en activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving (art. 1.1 lid 1 OW).
De Omgevingswet vervangt 26 wetten geheel of gedeeltelijk. Het betreft de Belemmeringenwet Privaatrecht, de Crisis- en herstelwet, de Interimwet stad-en-milieubenadering, de Onteigeningswet, de Ontgrondingenwet, de Planwet verkeer en vervoer, de Spoedwet wegverbreding, de Tracéwet, de Waterstaatswet 1900, de Waterwet (Wtw), de Wegenwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet ammoniak en veehouderij (Wav), de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wet bodembescherming (Wbb), de Wet geluidhinder (Wgh), de Wet geurhinder en veehouderij, de Wet herverdeling wegenbeheer, de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, de Wet inrichting landelijk gebied, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet natuurbescherming (Wnb), de Wet milieubeheer (Wm), de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet voorkeursrecht gemeenten en de Wrakkenwet, delen van de Monumentenwet 1988 en de Woningwet en bepalingen uit wetgeving voor energie, mijnbouw, luchtvaart en spoorwegen die een rol spelen bij besluiten over ontwikkeling van de fysieke leefomgeving.
Inhoud Omgevingswet | |
Hfds. | |
1 | Algemene bepalingen |
2 | Taken en bevoegdheden van bestuursorganen |
3 | Omgevingsvisies en programma’s |
4 | Algemene regels over activiteiten in de fysieke leefomgeving |
5 | De omgevingsvergunning en het projectbesluit |
6 | Gereserveerd |
7 | Gereserveerd |
8 | Gereserveerd |
9 | |
10 | Gedoogplichten |
11 | Onteigening |
12 | Bijzondere instrumenten voor de inrichting van gebieden |
13 | Financiële bepalingen |
14 | Gereserveerd |
15 | Schade |
16 | Procedures |
17 | Adviesorganen en adviseurs |
18 | Handhaving en uitvoering |
19 | Bevoegdheden in bijzondere omstandigheden |
20 | Monitoring en informatie |
21 | Gereserveerd |
22 | Overgangsrecht |
23 | Overige en slotbepalingen |
Bijlage | |
A | Begrippen |
B | Verordeningen, richtlijnen en besluiten als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, internationale verdragen |
Fysieke leefomgeving
De OW gaat over de fysieke leefomgeving en activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving (art. 1.1 lid 1 OW). Het begrip fysieke leefomgeving is niet gedefiniëerd. Art. 1.2 lid 2 OW geeft wel aan, dat de fysieke leefomgeving in elk geval omvat: bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht, landschappen, natuur, cultureel erfgoed en werelderfgoed. Het gaat om een niet-limitatieve opsomming, die in beginsel alle fysieke onderdelen van de fysieke leefomgeving bevat.
Aanleiding
In de eerste plaats sluit het huidige omgevingsrecht niet meer goed aan op huidige en toekomstige ontwikkelingen. Zo richten de huidige wettelijke regels zich nog onvoldoende op duurzame ontwikkeling. Ook houden ze onvoldoende rekening met regionale verschillen, de behoefte aan maatwerk in concrete projecten en het belang van vroegtijdige betrokkenheid van belanghebbenden bij de besluitvorming over projecten.
In de tweede plaats is het huidige omgevingsrecht verbrokkeld en verdeeld over tientallen wetten met elk hun eigen procedures, planvormen en regels.. Er zijn aparte wetten voor bodem, bouwen, geluid, infrastructuur, mijnbouw, milieu, monumentenzorg, natuur, ruimtelijke ordening en waterbeheer. Deze verbrokkeling leidt tot afstemmings- en coördinatieproblemen en verminderde kenbaarheid[1] en bruikbaarheid voor alle gebruikers. Bevoegde gezagsinstanties beoordelen een initiatief niet in samenhang en integraal beleid komt niet of moeizaam tot stand. Bovendien ligt de balans te veel bij zekerheid en te weinig bij groei die gericht is op duurzame ontwikkeling.
Paradigmawisseling en maatschappelijke doelen
Het nieuwe stelsel gaat uit van een paradigmawisseling: van bescherming van de fysieke leefomgeving via een werende benadering van activiteiten, naar een beleidscyclus waar de continue zorg voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving centraal staat en ruimte ontstaat voor ontwikkeling. De nieuwe benadering gaat uit van vertrouwen, waarbij er snel en doeltreffend kan worden opgetreden als dat nodig is.
De maatschappelijke doelen van de Omgevingswet zijn, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, het in onderlinge samenhang: (a) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.
Vier verbeterdoelen
Met de Omgevingswet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving streeft de regering vier verbeterdoelen na:
– het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht;
– het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving;
– het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen voor de fysieke leefomgeving;
– het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.
Kerninstrumenten
De Omgevingswet kent zes kerninstrumenten:
– de omgevingsvisie is een samenhangend strategisch plan over de fysieke leefomgeving. Rijk, provincies en gemeenten moeten een omgevingsvisie opstellen;
– het programma is een pakket van beleidsvoornemens en maatregelen die dienen om omgevingswaarden of doelen in de fysieke leefomgeving te bereiken en daaraan te blijven voldoen (art. OW);
– decentrale regelgeving: het omgevingsplan van de gemeente (art. OW), de waterschapsverordening van het waterschap (art. OW) en de omgevingsverordening van de provincie, waarin het decentraal bestuur gebiedsdekkend de algemene regels en vergunningplichten vastlegt;
– algemene rijksregels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving. Het betreft het omgevingsbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving);
– de omgevingsvergunning, waarmee een initiatiefnemer via één aanvraag bij één loket toestemming kan verkrijgen voor het geheel van door hem gewenste activiteiten (art. OW);
– het projectbesluit, een generieke regeling voor besluitvorming over projecten met een publiek belang volgens de sneller en beter-aanpak.
Naast deze kerninstrumenten omvat de Omgevingswet ondersteunende instrumenten die nodig zijn om besluiten te nemen en te effectueren, zoals procedurebepalingen en regelingen voor toezicht en handhaving.
Decentraal tenzij
‘Decentraal, tenzij’ is een belangrijk principe van de Omgevingswet. Dit betekent dat taken en bevoegdheden in principe bij gemeenten en waterschappen liggen. Zij kunnen regels maken die toegespitst zijn op de lokale situatie en de bescherming die daar nodig is. Regels die concreet en duidelijk zijn. Denk aan regels voor geluid. Een gemeente kan er bijvoorbeeld voor kiezen om in een drukke binnenstad meer geluid toe te laten dan in een rustige woonwijk. Alleen als dat doelmatiger of doeltreffender is, stelt het Rijk regels. Denk bijvoorbeeld aan regels voor de bescherming van rijkswegen, beste beschikbare technieken voor bescherming van het milieu en technische eisen aan bouwwerken.
Participatie
De Omgevingswet bepaalt dat burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties moeten kunnen deelnemen aan beleid- en besluitvormingsprocessen. Participatie verhoogt de kwaliteit van beleid en besluiten, draagt bij aan het draagvlak en voorkomt onnodige vertraging door bezwaar- en beroepsprocedures.
Invoeringswet en Aanvullingswetten
Op 22 maart 2016 is de OW aangenomen door de Eerste Kamer (Stb. 2016, 156). In de aangenomen OW zullen wijzigingen worden aangebracht. Dat zal gebeuren met de volgende wetsvoorstellen:
Invoeringswet OW
Op 29 juni 2018 is de Invoeringswet Omgevingswet bij de Tweede Kamer ingediend (TK 34 986). De Invoeringswet OW (IwOW) bevat niet alleen het overgangsrecht en wijzigingen van onder meer de 26 genoemde wetten, maar vult de OW met enige essentiële onderdelen aan. Zo is hfds. 13 Financiële bepalingen verder aangevuld. Hfds. 15 Schade is ingevuld met een afdeling over nadeelcompensatie en een afdeling die schade bij gedoogplichten regelt. Hfds. 16 kent een verplichte aanwijzing van adviseurs (art. 16.15a) en in hfds. 18 Handhaving en uitvoering worden regels over de bestuurlijke boete en de kwaliteit van de handhaving opgenomen. Hfds. 20 bevat nieuwe bepalingen over het digitaal stelsel voor de informatievoorziening (DSO), zoals de instelling van de landelijke voorziening. Verder worden de omgevingsplanactiviteit en voorbeschermingsregels geïntroduceerd en wordt een knip aangebracht in de traditionele omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.
Aanvullingswet bodem OW
De Aanvullingswet bodem Omgevingswet is op 22 januari 2018 bij de Tweede Kamer ingediend (TK 34 864). Met dit wetsvoorstel wordt de regelgeving rond de bodem geïntegreerd in de Omgevingswet. Eerder was dit niet mogelijk, omdat bij de wet- en regelgeving op het gebied van de bodem nog een aantal andere voorstellen in behandeling waren, die niet konden wachten op integratie in de Omgevingswet. Het nieuwe wettelijke instrumentarium voor bodem berust op drie uitgangspunten: het voorkomen van nieuwe verontreiniging of aantasting (preventie); het meewegen van bodemkwaliteit als onderdeel van een brede afweging van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in relatie tot functies (toedeling van functies) en het op duurzame en doelmatige wijze beheren van nog aanwezige verontreinigingen (beheer van historische bodemverontreinigingen). De nieuwe regels komen in de plaats van de huidige regels voor het beheer van bodemkwaliteit, zoals de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit en het Besluit uniforme saneringen.
Aanvullingswet geluid OW
Om geluid te reguleren, zijn regels gesteld aan de belangrijkste geluidbronnen (wegen, spoor en industrieterreinen) in verhouding tot geluidgevoelige gebouwen zoals woningen, scholen, kinderdagverblijven en medische instellingen. Dit is in de jaren ’70 van de vorige eeuw vastgelegd in de Wet geluidhinder. Omdat deze wet steeds uitgebreider en complexer is geworden, is er de afgelopen jaren gewerkt aan de vereenvoudiging en modernisering van de geluidregels. Grote stap hierin was de invoering van de geluidproductieplafonds voor rijksinfrastructuur. Deze systematiek wordt in de Aanvullingswet geluid verbreed naar provinciale wegen en industrieterreinen. In het aan het parlement voor te leggen wetsvoorstel Aanvullingswet geluid (AwgOW) zullen enkele (beleidsneutrale) verbeterpunten doorgevoerd worden die uit de praktijk met geluidproductieplafonds voor rijksinfrastructuur naar voren zijn gekomen. Van dit wetsvoorstel is de consultatieversie bekend.
Aanvullingswet grondeigendom OW
De Aanvullingswet grondeigendom OW (AwgrOW) is bedoeld om het instrumentarium voor grondbeleid beter toe te snijden op de sterk uiteenlopende maatschappelijke opgaven in de fysieke leefomgeving. Daarbij is het aan gemeenten en provincies zelf om te bepalen hoe zij hun grondbeleid vormgeven en of zij een faciliterend of een actief grondbeleid of combinaties daarvan willen voeren. In deze aanvullingswet worden de instrumenten onteigening, voorkeursrecht, herverkaveling en kavelruil in landelijk gebied samengebracht, vereenvoudigd, toegankelijk gemaakt en geharmoniseerd. Aan deze instrumenten wordt vrijwillige stedelijke herverkaveling als nieuw instrument toegevoegd. Verder wordt in deze aanvullingswet ook een aantal wijzigingen in de regeling van het kostenverhaal opgenomen om dit te vereenvoudigen, te verbeteren en flexibeler te maken. Van dit wetsvoorstel is de consultatieversie bekend.
Aanvullingswet natuur OW
De Aanvullingswet natuur OW is op 29 juni 2018 bij de Tweede Kamer ingediend (TK 34 985). Het wetsvoorstel gaat uit van een samenhangende aanpak die ervoor zorgt dat alle relevante belangen worden meegenomen. Natuur is daarbij een belangrijk thema. Op 1 januari 2017 is een nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Die wet bundelt de tot die datum geldende Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het wettelijke stelsel is ten opzichte van de vroegere natuurwetgeving sterk gemoderniseerd en vereenvoudigd, waarbij de Europese en internationale verplichtingen centraal zijn gesteld en bevoegdheden, verantwoordelijkheden en taken in hoofdzaak bij provincies zijn belegd. Dit laatste in overeenstemming met de afspraken in het Bestuursakkoord natuur en het Natuurpact. De uitgangspunten, begrippen en systematiek van de Wet natuurbescherming zijn al afgestemd op die van de OW. Voor de vergunning- en ontheffingverlening kan worden aangehaakt bij de omgevingsvergunning. De Aanvullingswet natuur (AwnOW) ziet op de invoeging van de Wet natuurbescherming in de OW met een toereikende wettelijke basis voor nadere uitvoeringsregelgeving bij AMvB.